De Stijkelgroep

Bron: Elsemargriet (Pixabay)

4 juni 1943. Berlijn-Tegel. Voor tweeëndertig mannen, van verschillende leeftijden en uit allerlei uithoeken van Nederland, is dit de laatste dag onder de levenden. Zij worden een voor een, met vijf minuten tussenpauze, gefusilleerd.

Een van hen is Pieter de Koning. Geboren op 10 januari 1919, 24 jaar oud. Student Indisch Recht. Hij was, net als de 31 andere terdoodveroordeelden, lid van de Stijkelgroep, een Nederlandse verzetsgroep die opereerde aan het begin van de Tweede Wereldoorlog. Han Stijkel, ook een student, was een van de voortrekkers van deze organisatie. Al vóór de Tweede Wereldoorlog was die betrokken bij verzetsacties tegen de Spaanse generaal Franco en was hij goed bevriend met de drijvende kracht achter de eerste organisatie die zich inzette voor de gelijkberechtiging van homo’s.

 

Wat ging er mis? Verraad, uiteindelijk. De Stijkelgroep verzamelde geheime informatie over de Duitse bezetting en wilde deze overbrengen naar instanties in Engeland. Hierbij werden de nodige beginnersfouten gemaakt – neem het een stel studenten en ondernemers eens kwalijk – waardoor de groep de aandacht trok van de Sicherheitsdienst. Enkele leden van deze dienst wisten in de Stijkelgroep te infiltreren, onder wie de beruchte landverrader (en ook niet al te trouwe huwelijkspartner) Anton van der Waals.

Op 2 april 1941 zat Han Stijkel in een vissersbootje, samen met twee andere leden van de groep en een Joodse man die naar Engeland wilde vluchten. Ze wilden net de haven van Scheveningen uitvaren, toen ze werden onderschept door de Duitsers. Wegzwemmen lukte niet meer: de heren werden gearresteerd en overgebracht naar het Oranjehotel (de gevangenis van Scheveningen). Ook andere leden van de groep werden gearresteerd. Aan Pieter de Koning werd cel 622 toegewezen.

Een jaar later, in maart 1942, werden vrijwel alle leden van de groep overgebracht naar Berlijn. Hier kregen 39 mannen het doodvonnis te horen. Zes van hen kregen gratie en werden overgebracht naar het tuchthuis. Een overleed in de dodencel. De overige 32 stonden daar in Berlijn-Tegel, op 4 juni 1943.

 

Inmiddels is het bijna 75 jaar later. Kort na de oorlog zijn de stoffelijke overschotten van de verzetshelden teruggekomen naar Nederland, waar ze hun uiteindelijke rustplaats hebben gekregen op de begraafplaats Westduin in Den Haag. En hier worden ze nog ieder jaar herdacht, op 4 mei om 20.00 uur.

Dit jaar stond ik, als vertegenwoordiging van scoutinggroep De Rimboejagers, voor het graf van de heer De Koning. Als de man nog geleefd had, zou hij nu bijna honderd zijn. Maar die kans heeft hij niet gekregen. Op zijn 24e, aan het begin van zijn volwassen leven, kreeg hij de kogel, omdat hij het lef had om te strijden tegen de Duitse bezetter. Voor onze vrijheid. Tijdens twee doodstille minuten keek ik naar zijn grafsteen en vroeg ik me af wat ík zou doen als ik in zijn tijd had geleefd. In zijn situatie had gezeten. In zijn schoenen had gestaan. Om met de woorden van Adèle Bloemendaal te spreken: “Zal ik dan moed voldoende hebben om niet laf te zijn?”

Hopelijk zal ik het nooit weten.

Leave a comment

Your email address will not be published. Required fields are marked *