Vorig jaar wilde ik op reis naar Jordanië en ik was aan het overwegen om dat in mijn eentje te doen. Bij mijn ouders hoefde ik daar niet mee aan te komen: een land in het Midden-Oosten, zo ongeveer het enige relatief stabiele land tussen allerlei conflictgebied, islamitisch, en dat wilde ik alléén doen?
“Waarom ga je niet naar Marokko of zo, als je graag wat van die Arabische cultuur wilt zien?”
“Marokko heeft geen Petra.”
“Ja, maar Jordanië heeft geen Marrakech.”
Uiteindelijk kregen mijn ouders hun zin. Ik had wat rondvraag gedaan bij twee kennissen die in Jordanië woonden of er vandaan kwamen, en beide raadden ze het alleen reizen af (niet alleen om veiligheidsredenen, ook omdat Jordanië geen backpackerscultuur schijnt te hebben en het dus vrij eenzaam kan zijn). In plaats daarvan boekte ik een groepsreis naar – jawel – Marokko, waar mijn ouders, toen puntje bij paaltje kwam, toch niet zo enthousiast meer over waren.
Dat ik in Tanzania wel een aantal dagen alleen zou reizen, heb ik maar niet al te nadrukkelijk gezegd. Maar sinds ik afscheid heb genomen van mijn wandelmaatjes, de dag na terugkomst van de Kilimanjaro, sta ik er alleen voor. Oké, niet helemaal alleen, want hier op Zanzibar stikt het van de reizigers, en in het hostel deel ik een slaapzaal met een aantal andere vrouwen, maar het grootste deel van de dag ben ik wel op mezelf aangewezen. Ik maak mijn eigen planning, beslis zelf met welke verkopers en bedrijven ik in zee ga, en loop zelf door het donker terug naar het hostel, nadat ik in de stad heb gegeten of een drankje heb gedaan. En ik hoor verhalen van andere reizigers. Wat heb ik geleerd?
“What part of “no” don’t you understand?”
Veel mannen hier lijken niets te doen te hebben. Ze staan bij hun taxi, ze lopen op straat met wat koopwaar, ze zitten buiten hun winkel met andere verkopers te praten. Maar als er een mzungu (blanke) voorbij komt lopen, en liefst nog een mzungu vrouw, dan zijn ze heel druk. Met hun koopwaar en diensten aanprijzen, wel te verstaan. “Taxi?”, “Want to go to Prison Island?”, “Please visit my shop”, “This necklace is perfect for you”, “Why are you alone?”
Ook al ben ik vijf keer langs komen lopen (de taxistandplaats zit een paar meter bij mijn hostel vandaan), dat betekent niet dat ik ineens een taxi wil. Als ik naar Prison Island ga, wil ik graag een boot die niet zinkt. En die ivoren kettinkjes? “Only elephants should wear ivory”. Het komt bij deze mannen niet in hun hoofd op dat als ik iets wil, ik er wel om zou vragen. En aangezien ik niet vraag, zal ik wel niet willen.
En nog iets: als ik nee zeg, bedoel ik ook nee. Dat betekent dus niet dat je achter mij aan kunt blijven lopen, omdat jij in de veronderstelling bent dat ik wel een toer door de stad wil hebben. Als ik bovendien mijn pas versnel, jouw toespelingen negeer en ineens heel geïnteresseerd ben in die palmboom in de verte, dan kun je er donder op zeggen dat je je tijd aan het verspillen bent.
Onveilig? Nee. Zolang ze van mij afblijven in ieder geval. Wel heel irritant, vooral omdat ik mezelf na een paar van deze verkopers een enorme bitch vind: snauwerig en hooghartig. En die mannen het meestal ook niet verkeerd bedoelen.
De balans vinden tussen naïviteit en voorzichtigheid
Stel dat ik nou naar Prison Island zou willen, om de landschildpadden daar te bewonderen. Zou het dan kwaad kunnen om met zo’n man op straat mee te gaan? Ik heb het niet uitgeprobeerd: als ik iets wilde, zocht ik op TripAdvisor een geschikte organisator op. Of ik regelde het bij de receptie van mijn hostel.
Aan de andere kant: een praatje maken op straat, als je daar toch de tijd voor hebt, kan geen kwaad. Een charmante pizzabakker verdient best wat smalltalk en een tweede bezoekje op de dag erna. En als iemand graag wil dat je een kijkje neemt in zijn winkel, en je bent toch nog op zoek naar een souvenir, dan kun je best over de drempel stappen. En iemand die zegt dat hij de weg weet naar de kroeg waar je naar op zoek bent – eh, prima, zolang we maar in de drukke, verlichte straten blijven.
Ik neig naar het voorzichtige, maar ik weet dat ik daardoor best eens een leuke deal kan missen. Maar waar je in een groepje van twee of drie nog wel eens onbevangen achter iemand aan kunt lopen, blijf ik in mijn eentje liever in de veilige zone. Dan betaal ik maar wat meer bij een gerenommeerde touroperator.
Blijf van mijn spullen af…
In Nederland heb ik één keer de pech gehad dat iemand langs mijn tas liep en dacht: hé, wat een leuke telefoon! En de portemonnee zit ernaast, die neem ik ook meteen mee. Bah. Gedoe. Ik had nog geluk dat ik mijn paspoort thuis had laten liggen, maar alsnog kost het behoorlijk wat geld en tijd om alle spullen en pasjes te vervangen.
Als mij dat in Afrika zou gebeuren, dan ben ik nog veel verder van huis (ja, ook letterlijk natuurlijk). Zonder paspoort kom je Tanzania niet uit en Nederland niet in. Zonder telefoon kun je geen instanties bellen die je zouden kunnen helpen. En op Zanzibar kun je ook niet even langs bij de Nederlandse ambassade – daarvoor moet je het water over naar Dar es Salaam, en dat schijnt pas echt een geweldige stad te zijn om in je eentje doorheen te dwalen. Nee, de situatie dat ik zonder telefoon en portemonnee kom te zitten, wil ik koste wat het kost voorkomen.
En het is geen loze angst, beroofd worden. Een meisje in mijn slaapzaal overkwam het een paar dagen geleden nog: haar tas werd gewoon van haar arm gerukt. Alles kwijt – met een geleende telefoon is ze dagen bezig om allerlei dingen met haar thuisland Brazilië te regelen. En vanavond sprak ik een andere vrouw, bij wie was ingebroken op haar hotelkamer. Haar paspoort en creditcard hadden ze laten liggen en haar telefoon had ze bij zich, maar ze was wel haar laptop en al haar geld kwijt. En de politieagent, bij wie ze aangifte deed, nam haar niet serieus en kwam zelf bedreigend over. Alsof hij onder een hoedje speelde met de inbreker.
Helemaal voorkomen dat mijn spullen gestolen worden kan ik niet, hoe dicht ik mijn spullen ook bij me houd. Daarom zorg ik er ook voor dat ik in mijn backpack kopietjes heb van mijn paspoort en dat deze ook op de mail staan. Mocht er dan iets gebeuren, dan heb ik in ieder geval de gegevens om weer thuis te komen bij de hand.
… en handen thuis!
Stel: je beklimt met een gids de Kilimanjaro. Niet met een groepje andere reizigers, zoals ik deed, maar in je eentje. Voor die gids ben je geen dada (zus), maar mchumba (verloofde). Je voelt je niet lekker, zeker niet tijdens het laatste gedeelte van de tocht, en je gooit een paar keer je maaginhoud naar buiten. Je gids houdt je haren uit je gezicht, wat op zich nog wel prettig is, maar vervolgens trekt hij je tegen zich aan en legt zijn handen op je borsten.
Dit verhaal vertelde een ander meisje van mijn slaapzaal. Als ik onze gidsen tijdens de trekking niet al waardeerde, dan doe ik dat nu des te meer, nu ik hoor hoe het ook kan. Wat een waardeloze situatie: je zit met die gids opgescheept, je kunt geen kant op, je bent van hem afhankelijk. Als een man tijdens het uitgaan te dichtbij probeert te komen, kan ik altijd nog naar de andere kant van de dansvloer gaan, mijn toevlucht zoeken op de wc, of desnoods de tent helemaal verlaten. Tijdens een trekking op de berg kan dat niet.
Aan de andere kant: er is altijd een uitweg. Ook op de Kilimanjaro zijn genoeg mensen, al zijn het maar andere reizigers, waar je je toevlucht kunt zoeken. En naar zijn fooi kan deze gids wel fluiten.
Neemt niet weg dat een cursus zelfverdediging nooit een verkeerde investering is, als je als vrouw alleen op pad gaat. (En voor mannen kan het vast ook geen kwaad.)