Schreef ik gisteren al over de mooie uitzichten? Volgens mij niet. In Sines was er ook niet veel om over naar huis te schrijven, maar vanaf het moment dat ik na São Torpes de kliffen op stiefelde, werd ik beloond met prachtige vergezichten naar het zuiden. Spectaculaire kliffen boven de zee. De komende wandeldagen strekten zich voor mij uit. Niet te veel achterom kijken, want het enorme industrieterrein waar ik begonnen ben heeft even tijd nodig om uit zicht te verdwijnen.
Bij MUTE hostel is het ontbijt inclusief, dus ik prop me vol met brood, yoghurt, fruit en cake. Paar kopjes koffie erbij, en ik zit goed tot lunchtijd. Bij het ontbijtbuffet tref ik ook twee andere wandelaars: onmiskenbaar door hun grote rugtassen. Zij zijn iets sneller met eten, maar iets na achten zet ik de achtervolging in.
Ik haal ze in bij Forte da Ilha, een fort uit de 16e eeuw dat gebouwd was om Engelse piraten op afstand te houden. Andrea uit Zwitserland haalt een broodnodige koffie bij een strandtentje – Monam uit Frankrijk vermaakt zich met fotograferen van het spectaculaire uitzicht en de eerste cacti die we zien. Na een kort praatje treuzel ik even – ik loop liever alleen. Ik maak wat foto’s van het nabijgelegen eilandje Ilha do Pessegueiro, dat de Romeinen al gebruikten als vissershaven.
Dan weer door over de zandpaden, daarvan zijn er hier genoeg. Het was ook een van de belangrijkste waarschuwingen in de reisgidsen: onderschat deze wandeling niet, want het geslof door al dat zand kost veel energie. En houd er rekening mee dat je om de haverklap je schoenen leeg moet schudden. Van dat laatste heb ik niet zoveel last, en dat eerste, tja, het is wat het is. Het is verder geen moeilijk pad, de markering is goed, en er zijn vaak zo weinig andere afslagen dat je soms een paar kilometer achter elkaar zonder markering toe kunt. En op de incidentele parkeerplaatsen voor surfers kun je even normaal lopen.
Irritante liedjes dringen zich in mijn hersenen. Waarom zit ik al de hele dag met “Puppet on a String” van Sandy Shaw in mijn hoofd? Jaren ’60 Songfestival, hoe dan? Ik luister naar de “Hiking Thru”-podcast om het liedje kwijt te raken. Vergeleken met wat de wandelaars in die podcast doen – de Appalachian Trail, de Pacific Crest Trail – is dit kinderspel. Ik kom iedere dag door een dorpje, ik hoef niet voor vijf dagen eten mee te dragen. Als ik twee weken lang iedere dag uit eten ga, is de schade nog te overzien; voor vijf maanden wordt dat een heel kostbare aangelegenheid. En in plaats van mijn 20 km per dag, lopen deze wandelaars 20 tot 30 mijl. Ik kan me niet voorstellen dat het terrein daar in de Amerikaanse wildernis veel gemakkelijker is dan hier.
Precies om 13.00 uur kom ik aan bij restaurant Porto das Barcas: lunchtijd. Het lijkt een kattencafé – er lopen er drie over het terras – maar in tegenstelling tot bij een kattencafé (denk ik) zijn deze katten niet zo goed afgericht. Mijn eten staat nog geen vijf seconden op tafel en er valt al een kat aan op mijn bord. Dat was onverwacht… De ober kijkt chagrijnig als ik om een nieuwe, ongeschonden portie vraag, maar hé, dan moeten zij hun katten maar onder controle houden. De vriendelijkheid van de bediening laat hier sowieso te wensen over: als ik met mijn bidons naar binnen loop om ze bij te vullen, word ik linea recta weer naar buiten verwezen, zelfs als ik zeg dat ik een betalende gast ben.
Na de lunch loop ik al snel de buitenwijken van Vila Nova de Milfontes binnen. Het dorp met de duizend fonteinen – blijkbaar zijn hier ondergrondse bronnen. Net als in Porto Covo zijn alle huisjes wit, alleen lijkt dit dorp iets groter. De route leidt naar de Rio Mira en het daaraan gelegen Forte de São Clemente – vervolgens een stukje terug het dorp in naar het toeristeninformatiepunt. Pirata Hostel ligt nog een paar honderd meter verder: een woonhuis dat is omgebouwd tot toeristenaccommodaties. Beneden woonkamer, keuken en badkamer, en boven twee of drie slaapkamers met ieder twee stapelbedden. Lekker kleinschalig.
Maar niet te klein om een Nederlander tegen te komen. Zijn naam weet ik niet – hij is meer van het zenden en laat niet veel ruimte voor vragen – maar hij is 65 jaar oud en is al sinds april vorig jaar aan het fietsen. Hij neemt de tijd, verblijft langere tijd in dorpjes, heeft een workaway gedaan op een olijvenboerderij in Spanje, en vliegt af en toe op en neer naar Nederland om feestdagen met zijn vrouw en twee kinderen door te brengen. Ik laat de woordenstroom, die van gravelrace Unbound in Kansas naar “De druiven der Gramschap” van John Steinbeck leidt, over me heen kabbelen. Ondertussen blader ik door een wandelgidsje van de Algarve om over de etappes tussen Sagres en Lagos te lezen – het gidsje dat ik zelf heb, gaat niet verder dan Sagres. Mijn plan is om daar drie etappes in twee dagen te lopen, en het lijkt erop dat dat daar vrij gebruikelijk is..
Er zijn meer ervaringen met etappes aan elkaar plakken. Ik deel wat van mijn tomaatjes en komkommer met een Tsjechisch stel. Zij hebben alleen instant noodles en een kip tikka masala survivalmaaltijd – zij lijken wel wat extra vitaminen te kunnen gebruiken. Ze vertellen dat zij vanuit het zuiden zijn komen lopen, wildkamperend en twee etappes per dag. Uit het veld geslagen door de hoeveelheid muggen, het geploeg door het losse zand en de koude nachten – het is per slot van rekening november – houden ze het voor gezien. Ze zijn te moe om het laatste stuk naar Porto Covo / São Torpes nog mee te pakken. In die zin is het een bevestiging van de blog die ik gelezen heb: laat je niet verleiden om de etappes aan elkaar te knopen, ondanks dat ze vrij kort zijn: het terrein remt je af en kost veel energie. Maar toch niet helemaal: als deze wandelaars iets vroeger in het najaar hadden gelopen, of alleen in hostels hadden geslapen, was het ze waarschijnlijk wel gelukt. Ik beaam dat het stuk tot Porto Covo heel zanderig is en de twee zijn opgelucht dat ze de juiste beslissing hebben genomen.
Bij mij knaagt het wel een beetje: had ik niet langere dagafstanden kunnen lopen? Nu ben ik steeds al vroeg in de middag op mijn volgende bestemming. Ik houd mezelf voor dat dat met mijn herstellende knieblessure niet verstandig was geweest. En op deze manier hoef ik niet voor dag en dauw op te staan en kan ik op mooie plekken een poosje blijven zitten. Het is goed zo.