Mount Rinjani, de helse vulkaan

Mount Rinjani. Als je nog op zoek bent naar een mooie berg om te beklimmen, doe deze niet! Er zijn veel leukere bergen op de wereld. Maar mocht je er toch aan willen beginnen (bijvoorbeeld omdat de uitzichten toch echt heel mooi zijn of omdat je een paar dagen aan de luidruchtige en langdurige gebedsoproepen van de moskeeën van Lombok – ANDERHALF UUR voor het ochtendgebed! – wilt ontsnappen): dan is dit wat je kunt verwachten.

De eerste dag (van de drie) viel nog wel mee. 1.500 hoogtemeters, dat wel, en een hoop stof, maar we waren nog fris en kwamen redelijk op tijd aan in het eerste tentenkamp op de kraterrand van de vulkaan. Deze groep heeft een aanmerkelijk betere conditie dan de mensen om ons heen. Zelfs de dragers haalden we af en toe in – maar die waren dan ook niet te feliciteren met hun teenslippers en het zware juk dat ze op één schouder droegen.
We hadden de tocht voornamelijk op chocoladetaart gelopen. Onze reisbegeleidster Laurien was jarig, dus we hadden een traktatie geregeld, maar we gingen die taart natuurlijk niet mee de berg op slepen. Bij het ontbijt dan maar. Een vroege lunch met nasi om 11 uur was welkom voor de nodige hartige calorieën. En nadat we, stoffig maar dus nog niet zo moe, in het tentenkamp aankwamen, kregen we een middagsnack van gebakken banaan met chocolade en kaas(!), en niet zo lang erna een diner van curry met rijst. We aten ons eten liggend als een soort tetrisblokken op een matje, met een fenomenaal uitzicht op de wolken die over de kraterrand tegenover ons speelden.
Daarna was het bedtijd.

Maar de tweede dag… Het begon al met een wekker die om 2 uur ‘s nachts gaat. We kregen toast met choco en dat was de brandstof voor naar boven. Daarnaast had ik me niet helemaal goed ingelezen op deze berg en had had ik blind de paklijst van de reisorganisatie gevolgd, waardoor ik te weinig warme kleding bij me had. Volgende keer weer zelf nadenken, Sanne. Dat thermo-ondergoed en dat lelijke grijze pluisvest liggen niet voor niets in je kast, de volgende keer gaan die SOWIESO mee.

Anyway. Het eerste stuk was steil en stoffig, maar nog wel te doen. We volgden de slang met lichtjes van wandelaars die al vóór ons het kamp hadden verlaten. Met het wegzakkende stof was de inspanning die we moesten leveren behoorlijk, en ik trok zelfs een van mijn truien uit. Het tweede stuk was over een kam en iets vlakker, en we werden zelfs overmoedig. De geringere inspanning, de snijdende wind en de grotere hoogte maakten het wel kouder. En nadat we een poosje op de achterblijvers hadden gewacht (ook niet zo’n goed plan, in de ijzige kou met te weinig kleren – bovendien bleek de achterblijver inmiddels te zijn omgekeerd), sloegen ze toe. Een hongerklop en onderkoeling. Tegelijkertijd 😱

Gelukkig waren mijn groepsgenoten in de buurt, en trakteerden mij op de warmste groepsknuffel ooit op een berghelling. Knus tussen deze vrouwen in zittend at ik alles wat ik maar in mijn handen kon krijgen, het meeste gelukkig uit mijn eigen rugtas. De gids toverde bovendien een deken tevoorschijn, die ik de rest van de tocht naar boven heb gedragen. Zonder die deken had deze fashion queen de top niet gehaald – dan had ik rechtsomkeert gemaakt richting slaapzak.

Zeker als ik wist wat er nog ging komen. Want nu liet de berg van zich horen. Losliggend grind waarbij elke stap meteen weer een halve stap terug was, en dat honderden hoogtemeters lang. Ik was blij dat ik in ieder geval wel aan mijn wandelstokken had gedacht. De deken wist ik zodanig onder mijn rugzak te schikken dat ik mijn handen vrij had en me aan de wandelstokken omhoog kon trekken.

Boven ons hoorden we mensen schreeuwen. We dachten dat dat misschien de aanmoedigingen waren van de mensen die op de top aangekomen waren, maar daarvoor klonk het te paniekerig. Het bleek, ver boven ons gelukkig, een losliggende kei te zijn, die had besloten over het wandelpad naar beneden te komen rollen…

De kei had duidelijk als levensdoel om zo veel mogelijk wandelaars van het pad te kegelen. Hier kwam, volgens ooggetuigen, het evolutionaire voordeel van kuddegedrag aan het licht: nadat de eerste wandelaars opzij waren gedoken, volgde de rest blind, zonder zelf te kijken wat er aan de hand was. Wat waarschijnlijk hun leven redde. Voor zover ik weet, zijn er alleen een paar mensen lichtgewond geraakt.

Ondertussen liep ik, zalig onwetend, vele meters lager. Hoewel… zalig? Ik vloekte om de andere stap en vond de top maar veel te langzaam dichtbij komen.

Maar plots waren ze er: tegenliggers die zeiden dat het nog maar 5 minuten lopen was. Ik zong: “we zijn er bijna…” en een willekeurige tegenligger vulde aan “… maar nog niet helemaal!”. Nederlanders zijn overal. We kregen de rest van de groep in het oog, die het bordje voor de topfoto al bemachtigd had. We konden maar beter een paar goede foto’s maken, want hier kom ik dus never-nooit meer.

En toen moesten we nog naar beneden. Uitkijken dat je niet op je bek gaat, met al dat grind dat onder je begint te rollen. Alleen het laatste stuk naar het tentenkamp, een soort moonwalk door het stof, was plezierig lopen (maar alleen als er niemand voor je loopt).

Credits: Wendeline Reniers
Credits: Wendeline Reniers

Ik zou een hele chocoladetaart op kunnen (waar zijn de restanten van die verjaardagstaart heen, die waar we gisteren onze neus voor optrokken omdat we klaar waren met al die zoetigheid?!?), maar we kregen een miezerig pannenkoekje. Gelukkig is onze Laurien verknocht aan Nutella en heeft zij gisteren een hele pot gekregen. Iemand had zelfs aan een witbrood gedacht. Ze is de beroerdste niet, dus ze deelde haar verjaardagscadeau met ons.
Blijkbaar zie ik er op dit moment wél beroerd uit. Zo beroerd, dat Dirk probeerde om bij de gidsen een extra sportdrankje te regelen. Dat lukte niet, dus ik kreeg zijn fles met – waarschijnlijk – ORS in mijn handen geduwd. Daar moest ik maar eens goed veel van drinken.

Want de dag was nog niet voorbij, het was pas 9 uur. Nog in petto: 600 meter dalen (steil en rotsig), 600 meter stijgen (ook steil en rotsig). Hoe ik dat voor elkaar zou krijgen, wist ik even niet, maar er was ook niet echt een andere optie. Op het laagste punt, waar we glibberend onze weg zochten naar (kokend hete) hotsprings en ik weer eens op mijn achterwerk beland, krijg ik het even te kwaad. Na wat koekjes bij de hotsprings, noedels bij het kratermeer en een hazenslaapje heb ik weer genoeg moed verzameld om verder te lopen.

Tot 2018 was het pad omhoog technisch eenvoudig, maar door een aardverschuiving is dat helaas niet meer zo. Steile klimmetjes, af en toe over ladders en trappen die – dat is dan weer een voordeel – snel veel hoogtemeters overbruggen. Af en toe uitpuffen met een fenomenaal uitzicht over het meer. De sterksten van ons droegen de tas van de zwakste; er was dus nog iemand in een slechtere staat dan ik. De rest van ons had genoeg aan zichzelf, met wat kortere lontjes als gevolg. Gelukkig kwamen, tegen vijven, de eerste tenten in zicht.

Dus we hebben het geflikt! 9 (van de 10) van ons hebben de top gehaald, de laatste is zo verstandig geweest om bij het grind rechtsomkeert te maken. En allemaal stonden we aan het eind van de dag bij zonsondergang rond een kampvuur, terugkijkend op een van de zwaarste dagen van ons leven maar ook wel een beetje trots.

Het is gemakkelijk om te vergeten dat je op dag 3 nog 1.500 meter naar beneden moet. En hoewel het in geen enkel opzicht te vergelijken was met de beproeving van de dag ervoor, was het ook niet echt gemakkelijk. Bij het opstaan voelde ik het al: marathonbenen. En elke hardloper kent de filmpjes van marathonlopers die van de trap af moeten: dat gaat langzaam en stevig vastgeklampt aan de leuning. Bij een berg is dat niet anders: we moeten het alleen doen zonder leuning.

Na heel veel pijnlijke stappen naar beneden (maar gelukkig geen technische route), medelijdende blikken op de mensen die ons tegemoet komen (die hadden nog geen idee wat ze te wachten stond), enkele korte stops en een lunchstop met spaghetti, kwamen we bij het checkpoint aan de rand van het nationale park. We werden in de laadbak van een jeep geladen die ons terug naar de bewoonde wereld bracht. We waren nog maar een autoritje en een boottochtje verwijderd van een paar dagen welverdiend relaxen, snorkelen, lekker eten en duiken op Gili Trawangan.

Wat een fantastische groep, dat we dit samen hebben gedaan en elkaar ondersteunde als het zwaar was. En speciale dank aan Laurien, Sanne en Sofie, de groepsknuffel op de berg en mentosjes eten naast elkaar onder een dekentje zal ik nooit meer vergeten.

Credits: Wendeline Reniers

Leave a comment

Your email address will not be published. Required fields are marked *