De 10 lessen die de marathon mij leerde

Ik heb nooit gedacht: dat doe ik even. Maar echt weten waarvoor ik me inschreef, eind september, dat deed ik ook niet. 42,2 kilometer was onontgonnen gebied en tussenstappen tussen een halve en een hele marathon waren er niet. Het inschrijven voor een eerste marathon is daarmee altijd een gok.

Inmiddels is het een maand geleden dat ik de magische afstand van 42,195 heb afgelegd. Hoewel ik de afgelopen weken niet heb stilgezeten, met onder meer een scoutingweekend dat georganiseerd moest worden, heeft het gebrek aan trainingen wel tijd gegeven om de wedstrijd te overdenken. Wat heb ik geleerd?

1. 42 kilometer is een pokkestuk

Toen ik over de finish kwam, dacht ik: wat is er eigenlijk mis met 10 km of een halve marathon? Dat zijn prima afstanden, lekker overzichtelijk, je doet er niet zo lang over. Bijna 4,5 uur rennen is gewoon lang. Zo lang, dat je last gaat krijgen van de dingen waar je helemaal niet gevoelig voor bent. Blaren bijvoorbeeld, of schuurplekken onder de oksels. Nooit last van, tot bij de marathon. Ik vóélde ze ontstaan tijdens het lopen, maar gelukkig waren ze pas na afloop van de wedstrijd vervelend.

2. De voorbereiding kost tijd, veel tijd…

Nog een reden om liever voor de halve marathon te gaan: daarvan is de trainingstijd nog te overzien. Voor een marathon train je drie, liever nog vier keer per week, waarvan één duurloop van een paar uur. Vroeg opstaan dus, minder vaak met vrienden afspreken, en soms worstelen om de trainingen nog met je andere verplichtingen te combineren. (De meest hectische week was de week waarin ik 40 uur werkte, twee avonden collecte liep voor Jantje Beton, naar de fysiotherapeut moest, een avond met vrienden Dungeons & Dragons speelde, een scoutingopkomst had op zaterdag en een sollicitatiebrief wilde schrijven. En dan ook nog vier keer hardlopen en een zwemtraining. Én op zondag was de CPC. Dat was een beetje te ambitieus.)

3. … maar het is wel belangrijk om deze tijd eraan te besteden

Als je de marathon een beetje leuk wilt lopen, tenminste.

Die vier trainingen in de week haalde ik niet. Soms door alle andere dingen die ook gebeuren moesten, maar vaker doordat het fysiek niet lukte of het mij fysiek niet verstandig leek. Weken waarin ik 50 km liep, waren een uitzondering, terwijl ik die de laatste maanden wel consequent had willen lopen. Maar één keer liep ik een afstand van meer dan 30 km. Nu heb ik heel diep moeten gaan om de marathon uit te lopen en heb ik van het grootste deel van de route niet kunnen genieten. Ik weet niet hoe de marathon had gevoeld als ik meer had getraind, maar ik heb het sterke vermoeden dat ik hem ofwel gemakkelijker had gelopen, ofwel een betere tijd had neergezet. Een tijd binnen de 4 uur is volgens mij geen onhaalbare kaart voor mij.

4. Als je geblesseerd raakt, is het echt tijd voor een pas op de plaats

En dat is meer dan 1,5 week rust na het verstuiken van een enkel. Want doordat ik na 1,5 week alweer ging lopen, heb ik waarschijnlijk (volgens de fysiotherapeut) de knie en enkel van mijn andere been overbelast omdat ik ging overcompenseren.

Maar ja, ga dat maar eens doen als je de marathon op je netvlies hebt. En ik heb de marathon uitgelopen, dus het is allemaal goed gekomen, toch?

Ja, behalve dat ik het na de marathon even helemaal gehad heb met lopen. De hardlooptrainingen in de afgelopen weken zijn op één hand te tellen en ze zijn nooit langer geweest dan 5 km. Terwijl ik eigenlijk mijn halve-marathon-conditie (de mogelijkheid om op ieder moment een halve marathon te kunnen lopen) in stand wil houden. Beetje jammer.

5. Alleen stukken lopen is niet meer voldoende

De blessures kwamen niet alleen door domme pech – ze ontstonden ook doordat bepaalde delen van mijn lichaam niet belastbaar genoeg waren. Mijn enkels zijn vrij zwak en mijn heupen had ik ook niet getraind. Dit zijn geen spieren die je traint door alleen maar stukken te lopen: ook romp- en krachttraining wordt belangrijk om een marathon goed te kunnen lopen.

Alleen: romp- en krachttraining zijn zo saai. Wie heeft er tips om dat leuker te maken?

6. Het fijn als er mensen achter je staan

En dat deden ze, gelukkig. Hoewel mijn moeder erger tegen de marathon opzag dan mijn broer en ik: zij zag onze struggles met blessures en onze wil om toch de afstand te lopen en ze was bang dat we toch zouden moeten opgeven tijdens de wedstrijd, en hoe teleurgesteld we dan zouden zijn. Zij heeft vaak gezegd: het hóéft niet, hè, als het niet gaat, moet je het gewoon niet doen.

Maar ook vrienden, met wie ik ineens minder kon afspreken. En, belangrijker nog, maandenlang mijn marathonpraat moesten aanhoren. Voor de niet-hardlopende vrienden van mij zal dat best wel eens saai geweest zijn.

7. Volg je voorgenomen plan

“6 minuut per kilometer. Dat gaat mijn tempo zijn tijdens de marathon.” Ja, ik zei het echt. O ja, en ook nog iets over wandelend langs drinkposten lopen, zodat ik genoeg vocht binnen kon krijgen.

Ik kende de valkuil van het overmoedig zijn en te snel beginnen, en toch donderde ik er keihard in. Het zal ermee te maken hebben dat ik eerder races had gelopen waarbij ik sneller startte dan ik aanvankelijk wilde, en waarbij ik dat tempo wel de hele weg heb kunnen volhouden. En dat ik nog nooit écht in de problemen was gekomen door te weinig of te snel drinken.

Nu dus wel. En hoe meer ik loop, hoe beter ik kan inschatten wat realistisch is. De volgende keer kan ik me dus echt maar beter aan mijn plan houden.

8. Je moet hardlopen echt leuk vinden om dit te doen

Als je loopt met andere motieven – omdat je denkt dat de omgeving dit van je verwacht, omdat je de wereld wil laten zien wat je kan, omdat je vindt dat je dit moet kunnen – kom je jezelf vanzelf tegen. Natuurlijk is een duurloop door de kou of het tiende snelle interval van een training niet meer leuk, maar in het algemeen moet je kunnen genieten van het hardlopen op zich. Anders wordt de marathon, en vooral de opbouw daarnaartoe, een enorme lijdensweg.

Ik heb me lang afgevraagd of mijn motieven om hard te lopen wel zuiver waren. Of ik het echt leuk vond of dat ik het vooral deed omdat ik vond dat ik het moest kunnen, om de buitenwereld te laten zien hoe goed ik bezig was of om wat oude demonen het hoofd te bieden. En nu ik worstel met de resten van blessures weet ik ook niet zo zeker of ik het allemaal wel leuk vind. Maar goed in vorm door de duinen of de natuur lopen, dat is toch geweldig?

9. De lijn tussen goed hard trainen en overtrainen is dun

In de laatste weken was ik steeds de afweging aan het maken of ik nog en training moest doen of beter rust kon nemen. De laatste lange afstand die echt goed ging, was de CPC, een week later liep ik nog een 30 kilometer die te doen was, maar alle andere trainingen waren vanaf de eerste meter afzien. Mijn enkel wilde niet, mijn knie wilde niet, en als er iets demotiverend is, is het constant hardlopen met pijn. Volgens mijn fysio liep ik niets kapot en dat was de enige reden dat ik bleef lopen, maar ik heb flink wat trainingen ingekort omdat ik het echt niet meer trok.

Gebrek aan doorzettingsvermogen of behoefte aan rust?

In ieder geval was ik blij toen de taperingfase was aangebroken, de laatste twee weken voor de wedstrijd, en ik de afstanden mocht gaan inkorten. Hoefde ik me niet meer schuldig te voelen dat ik geen lange trainingen meer deed.

10. Laat je niet gekmaken

Maar ondertussen las ik alles alles dat met hardlopen te maken heeft. Blogs van marathondebutanten die finishen onder de 3 uur, artikelen in Runner’s World die een bepaald minimum aantal kilometers aangeven als voorbereiding (dat ik bij lange na niet haalde). Mijn broer liep ondertussen, ondanks zijn eigen blessures, ook veel vaker en langer dan ik. Superonzeker werd ik ervan. En dat kan ik de bloggers en journalisten niet aanrekenen: dat zit puur in mijn eigen hoofd en is met name angst voor het onbekende.

Alleen al om deze lessen in de praktijk te brengen, wil ik door blijven gaan met hardlopen. En hoop ik dat er ooit weer een marathon op het programma staat. Maar nu nog even niet. Mijn eerstvolgende sportieve doel is een triatlon in juni, waarbij ik maar 5 km hoef hard te lopen. Daarna is het zomervakantie en breng ik in twee maanden tijd vijf weken door in Baarn, Noorwegen en Zweden. Het hardlopen zal dan op een lager pitje komen te staan.

Maar in september wil ik weer gaan opbouwen. Misschien de Zevenheuvelenloop in november, of de halve marathon van Egmond in januari. En dan misschien, misschíén weer een marathondoel stellen. Welke marathon moet ik volgens jullie dan gaan lopen?

Leave a comment

Your email address will not be published. Required fields are marked *

%d bloggers like this: