Ik kijk naar mijn horloge. Het zwarte lijntje dat mijn pad aangeeft, loopt dat nog over het groene lijntje, dat aangeeft waar ik heen moet? Ja toch? Of niet? Ik draai me om en zie een man op mij afkomen met een volle baard en een blauw T-shirt. De man die al tijden achter mij loopt en die ik tijdens kilometer 2 een plons hoorde maken in een van de slootjes die we moesten oversteken. Ik schud mijn hoofd en gebaar naar rechts: dáár ergens ligt het pad dat we moeten hebben. Voel ik me schuldig dat ik een medeloper de verkeerde kant op heb geleid of ben ik opgelucht dat ik niet de enige ben die niet fatsoenlijk kan navigeren?
Getweeën lopen we verder. Dat ons dwaalspoor nog kinderspel is, zien we bij het volgende kruispunt. Van rechts komt een loper met een petje, startnummer op zijn borst. Waar komt díé nou vandaan? Dat vraagt hij zich zelf ook af: hij is zichtbaar opgelucht dat hij de route teruggevonden lijkt te hebben. Geboren is het team waarmee we de volgende 12 km gaan tackelen – de 12 km die alleen voor de lopers van de 35 km is weggelegd en waar de organisatie gemakshalve geen pijlen heeft gehangen. Een gpx-bestand moet hier volstaan.
Voor mijn gevoel is mijn voorbereiding op deze trail van 35 km verre van ideaal geweest. In werkelijkheid valt dat wel mee: met twee duurlopen van 25 km en trainingsweken rond de 60 moet ik een eind komen. Ik ben er alleen niet zo mee bezig geweest: mijn gedachten zijn al meer bij Engadin (37 km lopen en 6 km zwemmen in Zwitserland) en de Grizzly 100 (100 km trailen in Zuid-Limburg). Het aller-, allerstomste dat ik deze week heb gedaan, is een proefles CrossFit afgelopen donderdag. De resulterende spierpijn in buik, rug en hamstrings dwong mij tot twee dagen totale sportrust, en de pijn was zeker nog niet weggetrokken toen ik op zondagochtend op de fiets stapte richting de Delftse Hout.
Podiumambities
Jammer, want dit blijkt nou net een wedstrijd te zijn waarbij ik eens meer kan binnenslepen dan alleen een finishersmedaille. De laatste keer dat ik op de startlijst keek, stonden er vijf dames voor de 35 km. Meestal finish ik wel bij de snelste kwart van het (vrouwelijke) deelnemersveld, dus dat eremetaal (ehm… hout, in dit geval) had binnen handbereik kunnen liggen. Ik zet het uit mijn hoofd. Met deze benen, en het ambitieuze trainingsschema dat ik afgelopen week heb gesmeed voor de wedstrijden die er dit seizoen wél toe doen, ga ik hier niet racen. Uitlopen, dat wordt het doel, en als na 6 km blijkt dat 35 km een onhaalbare kaart is, dan is afsnijden naar de 24 km ook nog een optie.
Tot we in het startvak staan. Een clubgenoot maakt een foto van Jos, Joost en mij, de drie RTC’ers die zich aan de langste afstand gaan wagen, en ik kijk eens om me heen. Die dame met het witte haar daar, die ziet er serieus afgetraind uit, vergeet het maar. Maar buiten haar zie ik nog maar één andere dame.
“Gegarandeerd podium,” glunder ik naar Jos.
“Moet je wel eerst finishen,” zegt hij droogjes.
Hm, ja. Goed punt. Vergeet die afslag naar de 24 km – die 35 gaat hoe dan ook uitgelopen worden.
Natuur in de Randstad
De eerste 6 km vliegt sowieso voorbij. In het speelbos worden we gedwongen rustig aan te doen – anders flikker je van de boomstammen af die over de slootjes liggen, en dan heb je na 2 km al natte voeten. Dat bewaar ik liever voor later. Bij kilometer 6 zie ik gekleurde tentdoeken in de verte – de eerste verzorgingspost? Nee, scoutinglabelterrein Bieslandse Bos, de plek waar ik in andere tijden zelf nog wel eens een weekend kampeerde. Met de geur van kampvuur in mijn neus – heimwee? beetje misschien, maar wat ik nu aan het doen ben vind ik veel leuker – draaf ik langs de laatste pijl, de laatste kans om nog van die 35 km af te zien. Ik peins er niet over.
En terecht. De bonuslus door het Balijbos, die de lopers van de 35 km voorgeschoteld krijgen, is zonder twijfel het mooiste gedeelte van de route. Met mijn nieuwgevonden loopmaatjes Dave en Michael, kletsend over ultramarathons en de nieuwste Garmin-gadgets, glibber ik over modderige bospaden (“Dit nemen ze ons niet meer af”), neem ik verkeerde afslagen (“Loop jij nou maar een stuk voorop, dat gaat waarschijnlijk beter”) en klauter ik over het beloofde hek (“Dit hebben de andere lopers niet!”). De natte voeten heb ik inmiddels.
“Hou je van modder?” Dave beveelt de Oliebollencross aan, de oudjaarsloop bij Delfgauw. Die ken ik. De editie van 2022 staat nog in mijn geheugen gegrift (en als je goed kijkt, zie je de blubber nog steeds zitten in het T-shirt dat ik toen aan had).
Toegegeven, echt ruig wordt het niet, hier in de grotendeels aangeharkte Randstad. Dan zul je toch echt naar het oosten van het land moeten, of naar onze zuiderburen. Maar het blijft een indrukwekkende prestatie dat we hier, ingeklemd tussen Delft, Nootdorp, Pijnacker en Zoetermeer, toch 35 km lang het idee hebben dat we een béétje in de natuur lopen, al is het geraas van de snelweg nooit ver weg.
De tweede adem
Opeens zijn ze er weer: de oranje pijlen die de route markeren. We zijn pas halverwege, maar ik merk dat het bij de twee mannen achter mij begint te trekken. En bij mij ook. Er begint een gat te vallen, maar ik wil niet ook mijn tempo laten terugzakken. Alleen verder maar weer.
Het is een wat eenzame bedoening nu. Een eindje voor mij zie ik twee mannen lopen, waar ik langzaam dichterbij kruip. Af en toe tref ik nog een loper zonder startnummer. Vaak veel sneller dan ik, maar ja, die zal ook nog niet ruim 20 km in de benen hebben. Op een parkeerplaatsje, dat ik herken van een hike die ik ooit in mijn scoutingtijd eens heb georganiseerd, is wat meer volk. Ik sla linksaf, een stukje asfalt. Lekker tempootje nog, zo voelt het tenminste. Na een paar honderd meter komt de volgende verzorgingspost in zicht. Nog 11 km te gaan.
Dave heeft zijn tweede adem gevonden, want hij stuift voorbij terwijl ik nog een kwart wafel soldaat aan het maken ben. En ook Michael en de twee mannen waar ik naartoe gekropen was halen mij weer in als ik stop om een steentje uit mijn schoen te halen. We krijgen nu een slingerend stuk mountainbikeparcours. De Oliebollencross waar Dave het eerder over had, was hier. En op deze plek vinden we ook de paar hoogtemeters die we vandaag voor de kiezen krijgen. Ik vertik het om die stukken bergop nog te gaan hardlopen – evenals de mensen om mij heen.
Hoe lang is het geleden dat ik voor het laatst gegeten heb? Ik heb me voorgenomen iedere 5 km iets te eten, maar mijn buik voelt vol, daar hoeft écht niets meer bij. Dat is waar de ellende begint, bedenk ik – de afgelopen weken heb ik de raceverslagen gelezen van een Amerikaanse ultraloopster die steeds rampzalig eindigden omdat de dame in kwestie op een gegeven moment niet meer at. Dus ik wriemel nog een reepje uit mijn zak. Mijn handen tintelen – koolhydratengebrek? Nee, zie ik als ik naar beneden kijk, mijn vingers zijn opgezwollen tot kleine worstjes. Charmante sport, dat hardlopen.
Ik heb het reepje nog niet weg, of de laatste verzorgingspost komt in zicht, waar ik Dave weer tref. Zijn tweede adem is nu ook op, het is mooi geweest. Maar met nog maar 5 km te gaan, gaan we dit gewoon afmaken, hè?
De kilometers kruipen voorbij nu. Ik probeer niet te vaak op mijn horloge te kijken, maar iedere keer dat ik toch kijk, ben ik maar een paar honderd meter verder. Nog maar het stuk van huis naar kantoor. Nog maar het stuk uitlopen na de donderdagavond training. Nog twee rondjes om de baan, denk ik als ik een veld over hobbel. En dan zie ik écht een atletiekbaan.
Een warm onthaal
De pijl wijst naar rechts, de finish is links. Ach ja, het zal wel goed zijn. Netjes hol ik om de baan heen naar de blauwe boog. En daar…
… staat een groepje RTC’ers met een camera in de aanslag op mij te wachten. Terwijl zij zelf al minstens een uur binnen zijn! “Derde vrouw!” zegt Brenda. Dat verrast me een beetje: ik dacht dat er maar één vrouw voor me zat, die met dat witte haar, en die staat inderdaad een eindje verderop. Iets later blijkt dat de derde vrouw nog onderweg is. “Zilver”, ofwel een houten waxinelichtjeshouder, is voor mij vandaag.
Terwijl ik bij de finishpost sta voor een soepje, krijg ik een klap op mijn schouder: Michael. Ook hij is dus binnen – hij heeft zijn langste afstand ooit gelopen. Maar eens – eens wil hij een ultra lopen van 100 mijl. Als hij die plannen doorzet, kom ik hem vast nog wel eens ergens tegen. Deze Houttrail was de aftrap van mijn trailseizoen, een nulmeting om te kijken of het überhaupt zin heeft om een ultra te ambiëren, en in die zin viel het niet tegen. Het komende halfjaar zal ik nog veel meer op de Nederlandse trails te vinden zijn (en soms net iets daarbuiten). Bekende gezichten zijn dan meer dan welkom!