In januari was RTC op trailweekend geweest in Houffalize: dat smaakte blijkbaar naar meer. Vrijwel direct erna begon Brenda zieltjes te werven voor een evenement waar ze in 2016 al een keer aan had deelgenomen: het trailfestival in de Chartreuse. Je kon er geen combiticket kopen voor meerdere afstanden (zoals in Houffalize), maar omdat de wedstrijden bij het festival verdeeld waren over drie dagen, kon je er wel je eigen weekendchallenge van maken. En aangezien de Chartreuse, een bergmassief in het zuiden van Frankrijk, niet bepaald om de hoek ligt, is het zonde om slechts voor één afstand al die uren in de auto te zitten. Brenda, Marjolein, Shing, Steven en ik schreven ons dus in voor de verticale kilometer op vrijdag (3,7 km lopen, 1.000 meter hoogteverschil), de Festi’Trail op zaterdag (15 km lopen, 700 meter hoogteverschil) en de Sky Trail op zondag (27 km lopen, 2.300 meter hoogteverschil). Behalve Brenda hadden we allemaal geen idee waar we aan begonnen.
De verwachtingen
Het trailfestival van Chartreuse was in het weekend van Pinksteren, een week na trainingsweekend. De tussenliggende dagen brachten we door in Beaune, een Bourgondisch stadje ten zuiden van Dijon. We fietsten een stukje, wandelden een beetje en Brenda, Marjolein en ik waagden ons zelfs nog aan een hardlooprondje van 5 km. Verder leefden we van ontbijt (croissants en pains au chocolat) naar lunch (drie gangen en wijn) naar borrel (nog meer wijn en ook veel kaas) naar diner (wederom drie gangen en – eh – wijn, en een afzakkertje met Marc de Bourgogne). Moed indrinken, zogezegd. Of het de beste taper is, dat valt te bezien, maar de filosofie was: van fastfood word je langzaam, dus van slow food word je misschien wel snel. En escargots (yep, dat is Frans voor slakken) waren wel zo’n beetje het langzaamste eten dat we konden bedenken.
Misschien geldt toch meer het adagium “je bent wat je eet”, maar dat is praat achteraf.
Tijdens het eten probeerden we ons een voorstelling te maken van waar we aan begonnen. Een kilometer aan één stuk klimmen, dat krijg je in Nederland en zelfs in de Ardennen niet voor elkaar. Om over 2.300 hoogtemeters in één sessie nog maar niet te beginnen. Onze Strava-geschiedenissen leerden ons dat we zoiets nog nooit gedaan hadden. Marjolein had vorig jaar wel eens 1.700 hoogtemeters gemaakt tijdens een wandeldag in Slovenië, en tijdens een trailweekend in de Vogezen vorig jaar “rende” ik een keer 1.600 hoogtemeters in 30 km. Dat kwam nog het dichtst in de buurt. Ik deed er ruim 6,5 uur over. Haal daar 3 km af en tel er 700 hoogtemeters bij – ik schatte in dat de skytrail me 1,5 uur extra zou kosten.
Brenda had in 2016 een verslag voor de Tribune geschreven. Ze toverde het tevoorschijn uit de krochten van haar telefoon. Brenda’s opmerking dat ze het gevoel had dat ze bij een wandelclub was beland had ik wel verwacht – dat ze natte voeten haalde in kolkende rivieren die alleen maar wadend overgestoken konden worden lieten mij met nog meer vrees vooruitkijken naar het weekend.
Vrijdag – tijd om de startnummers op te halen. Omdat we op alle dagen meedoen, krijgen we naast de sporthanddoek (die is voor iedereen) nog een andere gadget. We weten niet zo goed wat het is. Het lijkt op een hardloopriem, maar als we hem over onze heupen proberen te schuiven, kraakt de stof aan alle kanten. We vragen om een grotere maat, maar die is er niet. Zijn al die Fransen dan zo smal? Moeten wij, potige Hollanders, tussen al die dunne afgetrainde berggeiten naar boven stuiven?
Neem daar nog bij dat we de dag ervoor, tijdens een wandeling, de vrijwilliger tegenkwamen die de route voor de verticale kilometer uitzette. Een soort van Harald van de Chartreuse. Qua leeftijd deed hij er in ieder geval weinig voor onder. Hij liep niet zo hard, zei hij, want hij had twee dagen ervoor al de Maratour uitgezet, de koninginnentocht van de zaterdag – 47 km en 2.900 hoogtemeters. Hij hupste voor ons uit naar beneden terwijl wij onze eerste stappen op het parcours zetten (in omgekeerde richting weliswaar), en wachtte op ons bij de splitsing beneden, omdat hij bang was dat we in de snel invallende duisternis zouden verdwalen.
Le kilomètre vertical (KMV)
Alsof we naar de slachtbank liepen, zo verwoordde Brenda het, terwijl we vanuit ons huisje afdaalden naar de start van de verticale kilometer. Die lag net iets onder het dorp St-Pierre-de-Chartreuse. We voegden ons bij een clown en een konijn – we hadden de memo gemist dat verklede deelnemers een extraatje zouden krijgen. Jammer, want dan hadden we in ieder geval nog íéts gewonnen. Onze fanbase in Nederland (lees: RTC) wenste ons succes, terwijl de vlinders in onze buik een feestje vierden.
Het startschot, een draai naar links en het pad begint te stijgen. Het pad naar het dorp is een opwarmertje, begeleid door een vrouw met een mondharmonica. Daarna het pad dat we gisteren naar beneden liepen, nu omhoog. Twee Fransen die wel heel fanatiek aan het kletsen zijn laat ik voor me – ik ben allang niet meer in staat om te kletsen. Ik houd mijn ogen op de oranje rug van Brenda (en de grijze rug van Shing daar vlak achter) en probeer ondertussen een vrouw met een getatoeëerde veer op haar been bij te houden.
Dat stukje wandeling van gisteren is peanuts – we steken een weg over en dan begint het echt. Terwijl mijn voeten grip proberen te vinden in de glibberige modder op een steile helling bedenk ik: ahum, dit stuk moeten we straks ook weer naar beneden. Dalen is nog veel enger dan klimmen. Ik zet het uit mijn hoofd. Misschien vinden we wel een veiliger weg.
Af en toe is het even wat minder steil, dan kun je bijna normaal wandelen. Rennen komt de hele route, behalve op een stukje weg van ongeveer 100 meter beneden in het dorp, niet in me op. En dan maakt het pad weer een bocht en kijk je op naar je concurrenten, die zo’n beetje verticaal de helling op kruipen. Je hoopt dat je er na die klim wel een keer bent, maar dan staat er een bordje waarop staat hoeveel je daadwerkelijk hebt geklommen en ligt de droom weer in duigen.
Zo ook bij het naderen van het station van de skilift. Of dat bergrestaurant ietsje verderop? Maar dan zie je achter dat bergrestaurant nog een laatste puist, met verdacht veel menselijke gestaltes bovenop en je beseft: daar is het pas. We zijn nog niet klaar.
Ondertussen komen de eerste finishers naar beneden. De meesten gaan aan de kant als wij naderen, klappen, roepen “bravo”. Ondertussen heb ik mijn eigen wedstijdje met de dame met de veer – een wedstrijd die ik lijk te winnen. Ik merk dat ik sneller ga als ik mijn stokken allebei tegelijk voor me neerzet en me daaraan optrek. Boven me zie ik Brenda en Shing staan, die zijn al gefinisht. Ik zet de laatste stappen naar boven en voeg me bij Brenda, om ruimte te maken voor degenen die nog achter me zitten, niet beseffend dat ik juist de andere kant op moet, naar de vrijwilliger van de tijdsregistratie. De dame met de veer ziet dat wel. Zij wint.
Alleen Steven en Marjolein zijn nog onderweg nu. Op Marjoleins hielen zit de lintenplukker, de vrijwilliger die het parcours opruimt. Omdat de vrouw met de veer van mij gewonnen heeft, betekent dit dat RTC een uniek podium bezet: de laatste drie plaatsen in het klassement. Nog nooit eerder gedaan, of wel?
Voor ons allemaal was het ruim een uur afzien, maar het resultaat mag er zijn. We staan op Bec de la Scia, het is prachtig weer en we genieten van de toppen om ons heen. Het wordt wel snel koud in onze bezwete shirtjes, dus we dalen af om bij het bergrestaurant de restanten van de verzorgingspost te plunderen.
Niemand van ons heeft zin om dezelfde weg naar beneden te lopen; bovendien zit ons huisje een eindje boven St-Pierre-de-Chartreuse. We besluiten de weg naar beneden te volgen – wel wat om, maar een stuk relaxter lopen. Per slot van rekening moeten we morgen weer. Na ongeveer een kwartier haalt een busje ons in. Shing telt vijf lege stoelen. En zowaar: het busje stopt en biedt ons een lift aan. Steven is al bezig die te weigeren, maar gelukkig steekt Brenda daar een stokje voor. En zo worden we voor ons huisje afgezet en kunnen we ons wentelen in onze eerste triomf: we mogen dan niet opgewassen zijn tegen al die Fransen die deze bergen als hun achtertuin hebben, maar we zijn toch maar mooi een kilometer omhooggelopen zojuist. We zijn het er wel over eens dat het loeizwaar was en niet per se voor herhaling vatbaar.
De Festi’Trail
Na 1.000 meter onafgebroken stijgen heb je de neiging om de volgende dag te bagatelliseren: “maar” 700 hoogtemeters, en ook die 15 km is niet echt heel veel voor ons duursporters. Maar ergens in ons achterhoofd weten we wel dat het goed is dat we ons vandaag voor de kortste afstand hebben ingeschreven, gezien wat ons morgen te wachten staat.
De start is nu ín het dorpje, dus er is iets meer reuring. De DJ draait ska – het lijkt een soort Franstalige Doe Maar – en de omroeper stelt de groep lopers allemaal vragen (Brenda zegt: “Steek maar je hand op als ik dat ook doe”), vraagt ons te klappen voor de vrijwilligers en krijgt ons allemaal op de hurken voor een wave. Om 9.30 uur starten de snelle 15 km-lopers, vijf minuten later is de beurt aan ons. We doorkruisen het dorpje en staan even in de file als we met meer dan honderd lopers hetzelfde bergpad op willen. De vrouw met de mondharmonica heeft weer een mooi plekje gezocht.
De omstandigheden van het parcours worden al vrij snel duidelijk. Om de Haagse loper een beeld te geven: tel de hoogtemeters van de Puinduinrun en de modder van de Oliebollencross bij elkaar op, schud even goed, verander de trappen in zigzagpaadjes, en je hebt wel een beetje wat we nu aan het doen zijn.
De eerste tien kilometers gaan best lekker. Ik heb weer de achterhoede te pakken, maar niet zo extreem als gisteravond. Met het stijgen vind ik een ritme en haal ik mensen in, als het pad gewoon een beetje naar beneden loopt lukt het ook wel.
De laatste kilometers gaan moeizamer. Er zitten een paar steile gladde afdalingen in, die voorbij gaan in een mix van glibberen en aan de kant springen als er weer een snellere loper achteropkomt. Zelfs Shing, die vandaag achter mij loopt, komt mij bijna voorbijglijden.
“Hoe dóén jullie dat?” vraag ik. Shing: “Gewoon jezelf laten gaan, niet te veel nadenken.”
“Als ik dat doe, gebeurt dát!” Ik wijs naar een loper voor ons, die op dat moment op zijn snufferd gaat. “Ja, dat moet je ook niet doen.”
Na deze wijze les besluit ik mijn strategie maar niet te wijzigen en gewoon rustig door te modderen. Zelfs dan kan ik niet voorkomen dat ik met een mooie sliding op mijn bips terechtkom.
Gelukkig is het echt niet ver meer: nog het laatste klimmetje – de start van de KMV van gisteren – en dan is de finish in zicht. Brenda en Steven staan er al, Shing heb ik bij het klimmen toch weer achter me gelaten.
Ik sta te tollen op mijn benen: ik moet nú eten. Onderweg was er geen verzorgingspost, maar achter de finish kun je je tegoed doen aan een breed assortiment aan eten: chips, bananen, snoep, maar ook brood en kaas. En met ons startnummer kunnen we een gratis biertje halen.
De Sky Trail
Wat is skyrunning precies? Volgens Wikipedia heeft het drie kenmerken: je loopt boven de 2.000 meter hoogte, de gemiddelde hellingsgraad is minimaal 6% en minimaal 5% van de route heeft een hellingsgraad van 30% of meer. De Sky Trail die wij op zondag liepen, passeerde de top van de Grand Som (2.026 meter), heeft een gemiddelde hellingsgraad van (2.300 / 27.000 =) 8,5%, en die 30% of meer – tja, dat moeten we ervaren. In ieder geval is het voor ons allemaal de eerste kennismaking met skyrunning.
Blijkbaar ben ik toch echt wel zenuwachtig: ik slaap maar een paar uurtjes en vanaf twee uur lig ik alleen maar te woelen. Gisteren ben ik net wat te dicht bij een hongerklop gekomen. Wat staat ons vandaag dan te wachten? Ik heb al mijn reepjes in mijn racevest gepropt en een timer gezet op mijn horloge om elke 20 minuten een reepje te eten. Hopelijk blijf ik de duizelingen en een slecht humeur op deze manier voor.
De Sky Trail begint weer met een verticale kilometer (en een beetje): direct naar de top van de Grand Som. Weer laat ik alle gezellig kletsende Fransen voor, haal zelf ook een koppel in, en blijf tijdens de hele klim zo’n beetje in Brenda’s kielzog.
Ik dacht dat de KMV vrijdag zwaar was, maar toen had ik nog frisse benen. Nu niet meer. En als ik straks boven ben, begint het pas echt: ik kan me niet voorstellen dat ik mijn benen dan weer aan het hardlopen krijg. Het bospad waarop we lopen duurt eindeloos, maar uiteindelijk verdwijnen de bomen en verschijnt de laatste helling naar de top. De stokken moeten weg, voor het laatste stuk hebben we onze handen nodig. Hier is de helling zéker meer dan 30%. Ik moet af en toe stilstaan om op adem te komen. De enige troost is dat de mensen om me heen het ook niet gemakkelijk hebben – vlak voor de top haal ik nog een vader en zoon in. Ook de wandelaars blijf ik voor.
Qua weer kunnen we het niet beter treffen. Het uitzicht vanaf de Grand Som is dan ook spectaculair. Ik blijf even staan om wat zoutjes en winegums te eten, maar niet te lang: er moet een tijdslimiet gehaald worden. Tot mijn ontgoocheling heeft de klim al ruim twee uur geduurd. Dat geeft mij nog ruim anderhalf uur om bij het eerste checkpoint te komen. En het mag dan vanaf nu voornamelijk dalen zijn, maar dat wil niet zeggen dat dat snel gaat.
Voor andere mensen wel sneller dan voor mij, moet ik eerlijk zeggen. Brenda loopt nu echt bij me weg, de vader en zoon halen me weer in en even later het andere koppel dat ik ingehaald had ook. Voor mij zijn de paden gewoon niet erg renbaar: te steil, te glad, te veel rotsen, modder, boomwortels. Elke keer dat ik het wel probeer, glijd ik uit en word ik woest op mezelf dat ik te veel risico’s neem – mijn moeder is nooit ver weg in mijn achterhoofd.
De tijd tikt door. Nog een uur tot de cut-off, nog twintig minuten… Als na die twintig minuten weer mijn reepjes-alarm gaat op mijn horloge denk ik: oké, dit is het voor vandaag. Ik blijf wel doorlopen, uit gewoonte, omdat ik toch beneden moet komen. Even later komt er een appje binnen van Brenda: zij heeft het checkpoint gehaald en begint nu aan de volgende klim. Hè, maar het checkpoint was toch al dicht?
De afdaling komt uit bij een tent. Water, limonade, pringles, kaas, winegums – alles ligt voor het oprapen. Terwijl ik mijn beker vul met muntlimonade, vraag ik – hoewel ik weet dat ik twintig minuten te laat ben – of ik nog door mag. Ja, het checkpoint is nog een kwartier open. Nou ja zeg, dat is een meevaller!
Shing komt bij het checkpoint aan als ik net weg wil gaan. Mooi, hij mag dus ook nog door. Hopelijk halen Steven en Marjolein het ook nog. Ik neem mijn stokken weer ter hand en begin aan de nieuwe beklimming. Vader en zoon haal ik weer in – vader staat over te geven in de berm. Ik vraag of ze hulp nodig hebben, en ondertussen stel ik vast dat ik het weliswaar zwaar vind – heel zwaar – maar dat ik fysiek nog in prima staat verkeer. Zoon zegt dat ze het wel redden – het is hoe dan ook niet ver teruglopen naar het checkpoint. Ik loop door.
De landschappen wisselen elkaar af: bos, open berghellingen, rotspaadjes. Nergens is het echt vlak, en nergens kan ik echt snel. Van tijd tot tijd zie ik een vrijwilliger, diep weggedoken in een donsjas of een slaapzak op de tochtige berghelling. Ik kan gemakkelijk in een T-shirt lopen, maar als je de hele dag stil moet zitten, is het toch best koud. Ook bergwandelaars zijn er genoeg. Ik probeer me te gedragen als een sociale trailrunner en alle omhooglopers voorrang te geven. De meesten zien trouwens wel dat je meedoet aan een wedstrijd en stappen zelf aan de kant.
Ik loop nu op een breed pad, vals plat naar beneden. Eindelijk een beetje doorlopen. Ik passeer een paar wandelaars en zie verderop een man wijdbeens op het pad staan. Hij gaat niet aan de kant als ik nader.
“Je suis desolé”, zegt hij, verder versta ik er weinig van. Ik vraag of hij het kan herhalen in het Engels, maar ik voel de bui al hangen. Dit is het tweede checkpoint, en dat is een half uur geleden gesloten. Ik mag niet door.
Jammer, ook voor Shing, Steven en Marjolein, die nog achter mij zitten. Ik vraag of de man een vrouw heeft gezien met hetzelfde oranje shirtje als ik. Ja, een vrouw die Frans sprak met een accent, die is hier wel geweest ja. Die heeft de cut-off-tijd net gehaald. Ik juich voor Brenda. En ik maak een diepe buiging voor deze trail, die mij de baas is gebleven.
Terwijl ik naar de parkeerplaats wandel waar een busje van de organisatie mij zal oppikken, denk ik na over de wedstrijd. Ik ben niet eens heel teleurgesteld, merk ik – tijdens het lopen had ik me al ingesteld op dat ik het misschien (waarschijnlijk?) niet zou halen. De lessen die de berg mij geleerd heeft:
- Ik ben bijzonder slecht in bergaf lopen, het ontbreekt mij aan techniek, ervaring en durf. In Nederland is het ook lastig oefenen, dus als ik dit een herkansing wil geven, zal ik toch wat meer tijd in de Ardennen (of nog verder weg) moeten besteden.
- Drie afstanden na elkaar is misschien ook wel wat te gortig.
Maar het belangrijkste: de tijd vliegt als je aan het lopen bent! Want uiteindelijk was het gewoon buiten spelen: genieten van het in de natuur zijn, van de uitzichten, van het je weg vinden op het pad. Ik verheug me erop om beter te worden in bergaf lopen, want dat betekent dat ik nog heel veel meer tijd op de trails en in de bergen mag doorbrengen.
En dat was van ons allemaal de conclusie. Brenda had het al meteen over de Maratour voor volgend jaar.