Raceverslag: ÖTILLÖ World Series Engadin 2023

Silvaplana, Zwitserland.
450 deelnemers.
15 wedstrijdcategorieën.
36 nationaliteiten.
In mijn categorie (World Series, solo dames) zijn maar 7 vrouwen. Ze representeren in totaal 6 landen – alleen Zwitserland is dubbel; voor hun is het dan ook een thuiswedstrijd. De vrouwen met een rood (World Series) met geel (solo dames) hesje bekijk ik met extra belangstelling. Eén kijkt terug.

Are you here for the first time?” Dat beaam ik.
Zo, jij durft!
De vrouw vertelt dat ze een paar jaar geleden al ingeschreven stond, maar kort voor de start bang werd en omboekte naar een kortere afstand. Bemoedigende woorden.

Bovendien zit er ergens een gat in het verhaal, want dit jaar was de eerste keer dat je je als solo deelnemer kon inschrijven. Dat was de enige reden dat ik hier nog sta; anders had ik mijn inschrijving moeten annuleren nadat Helen geblesseerd raakte.

En dat je hier eerder geweest bent, wil nog niet zeggen dat je dan maar door de hele racebriefing heen mag praten. Door het getetter van deze dame begrijp ik eigenlijk alleen dat het eerste zwemstuk zal voelen alsof je door een koelkast zwemt (“Fucking cold!” volgens Mrs. Cold Feet) en dat de start zal worden ingeluid met een kanonschot.

Nou, kanonschot… eerder een plofje. Maar de boodschap is duidelijk, we mogen vertrekken. Ik wens Brenda en Laura succes: zij gaan rustig aan doen maar zijn hoe dan ook sneller dan ik. Op een drafje loop ik naar het eerste zwemstuk.

Het plan voor vandaag:
5,9 km zwemmen
37,5 km lopen
1.300 hoogtemeters
Aantal zwemstukken: 9
Aantal loopstukken: 10
Tijdslimiet: 8 uur en 40 minuten
Doel: gezond en veilig finishen, als het even kan binnen de tijdslimiet. 7e is een heel mooie plaats.

Fris van start

Dat over die koelkast is niet gelogen: het prachtige turquoise bergmeer wordt gevoed door een stroompje uit de bergen. Gelukkig is het eerste zwemstuk niet lang – ook omdat ik niet echt houd van zwemmen in wasmachines, wat zwemstukken aan het begin van een race onvermijdelijk zijn.

In het begin wisselen het lopen en het zwemmen elkaar snel af. Het deelnemersveld ligt nog dicht bij elkaar en ik probeer te doen of ik ertussen hoor. Snel en efficiënt bril en badmuts op en peddels aan de handen, pullbuoy tussen de benen en dan… struikelend en glibberend het water in. Die gladde stenen op de bodem van het meer ben ik vanuit Nederland niet gewend. Het meer uit komen is nog erger: het balanceren op de gladde stenen wordt bemoeilijkt door duizeligheid. Tijdens mijn repetities in Nederland en België had ik dit ook al opgemerkt: vanuit een horizontale positie in koud water naar een verticale positie en dan meteen gaan hardlopen vindt je hoofd niet per se een goed idee. Het pad dat mij tijdens het verkenningsloopje twee dagen geleden geruststelde, is nu een golvend, steenachtig mijnenveld.

Na het derde zwemstuk komt de eerste verzorgingspost met nog een tegenvaller: de beloofde Maurten-gels zijn nergens te bekennen. Sportdrank is er wel, en snoepjes, koek, bananen en water. Ik ben blij dat ik toch al mijn tien eigen gelletjes voor de start in mijn wetsuit en riem gepropt heb, want van bevoorrading onderweg gaat geen sprake zijn.

Het langste loopstuk (9,2 km) en de eerste keer bergop. Tijdens een trainingsweekend in de Vogezen heb ik geleerd: bergop win je slechts minuten, bergaf zo een halfuur. Daarom de afspraak met mezelf: naar boven wandelen, dan heb ik energie voor naar beneden. Terwijl ik dus powerhikend (en laat die “power” af en toe maar weg) naar boven kruip, komt een gemengd duo mij soms rennend voorbij, om daarna weer terug te vallen omdat de man het zwaar heeft. Ik kan niets voor hem doen, gebaart hij, en na een poosje gaat het weer en hervatten ze in volle vaart hun weg naar boven. Never to be seen again.

Andere mensen om me heen doen het rustiger aan. Neem Philip, een wat oudere Zwitser, met benen als die van een doorgewinterde marathonloper, die hij waarschijnlijk ook is. Een paar mannen bespreken een wedstrijd die nog in het verschiet lag. Langzaam nader ik een Italiaans damesduo, dat weliswaar goed klimt, maar zo angstig is met afdalen dat ze alle gewonnen tijd daar weer kwijtraken. Precies zoals ik geleerd heb dus. Ondertussen laat ik bij de stukken naar beneden de zwaartekracht het werk doen. (Dat heb ik dan weer van Linda geleerd bij de Puinduinrunclinic.)

Bij de tweede verzorgingspost zie ik “de Fransen” voor het eerst: een van hen draagt hetzelfde gelletje als waar ik er ook nog negen van in mijn zak heb zitten. Grappig, dacht ik, dezelfde keuze. Maar hij laat de gel achter bij de post: gevonden. Oeps, verloren? Voor de zekerheid stop ik de gel diep weg in mijn wetsuit.

Eenmaal beneden, terug het water in. Ik vergeet steeds mijn wetsuit dicht te ritsen en moet me in allerlei bochten wringen om dat in het water alsnog te doen. De zwemstukken zijn nog kort: 500/600 meter, maar ik vind ze al ver zat. Hoe zou straks die 900 meter zijn?

“Best wel zwaar”

Weer lopen, een stuk vlak, dat mij al zwaarder valt dan ik had gehoopt, dan weer omhoog. Er moet nu een keer een cut-off-point komen – wat is de tijdslimiet ook alweer? Zou ik erbinnen blijven? In mijn hoofd is het 3 uur 10 minuten, maar die tijd komt met rasse schreden dichterbij. Ik werk nog maar een gel naar binnen.

Bij de verzorgingspost (tevens cut-off) in Sils zie ik een gemengd duo met binnenstebuiten gekeerd hesje staan. Uitstappers. Sowieso is het thema van de gesprekken hier “best zwaar”. Qua afstand zijn we hier al bijna op de helft, qua tijd nog lang niet, dus wat komt er in godsnaam nog aan? (Vooral lange zwemstukken, vermoed ik.)

Verder lopen – het lijkt eindeloos, ieder heuveltje is een berg. Zwarte vlekken dansen voor mijn ogen. Ik ben misselijk. Moet ik hier wel mee doorgaan? Half huilend kom ik aan bij de volgende zwemstart, waar ik met een verbeten gezicht mijn badmuts weer opzet, de peddels aan mijn handen doe en de pullbuoy tussen mijn benen schuif. Een fotograaf vindt dit een mooi moment om voor mij neer te knielen. Hij doet maar. Hier komen toch geen mooie foto’s uit.

Ik duik het water in en merk dan dat ik mijn bril niet heb opgezet. Moet ik wel doorgaan? Ik ben duidelijk niet bij zinnen. Het zwemmen gaat nog lekker tot nu toe, het duurt alleen lang, en het koele water lijkt me goed te doen. Misschien heb ik het gewoon warm. Laat ik eerst maar naar de overkant gaan, dan zie ik daarna wel weer.

Het pad omhoog

De andere deelnemers zijn in geen velden of wegen meer te bekennen. Volgens mij heeft nu echt iedereen mij ingehaald. Het kan me niets schelen. Van tevoren heb ik me ingeprent dat 7e ook een heel mooie plaats is, en als ik ergens DFL (dead fucking last) achter mijn naam moet zetten… geen schande als dat bij deze swimrun gebeurt. Het gaat hier weer steil omhoog, en ik ben blij met een excuus om niet te hoeven rennen.

Wat is het hier mooi! Af en toe vang ik een glimp op van de bergmeren die we zo uitgebreid leren kennen vandaag – bizar hoe snel je alweer veel hoger loopt. Ik kom nu boven de meeste bomen uit en het enige gezelschap is een koe met klingelende bel die het ook wel goed toeven vindt op het bergpad.

En daar blijft het niet bij. In de verte zie ik iets dat in eerste instantie lijkt op een groep omgevallen elektrische stepjes, achtergelaten door een horde toeristen, maar dat is niet logisch. Het zijn geiten en ze liggen óveral. Op het pad, boven het pad, er is echt geen weg omheen. Erdoor dan maar, voorzichtig navigerend tussen de hoorns. Een enkele geit staat op en schuifelt verstoord een eindje verder, maar het merendeel blijft liggen alsof er niets aan de hand is.

Eenmaal veilig voorbij de kudde draai ik me nog eenmaal om. Ik maak een buiging: “Het was me een genoegen.” Mijn goede humeur is terug. Tot mijn vreugde vind ik ook nog een een losliggend markeringlintje van de organisatie, dat ik in mijn riem stop als souvenir.

Bij de volgende verzorgingspost wemelt het ineens weer van de mensen, onder wie een andere solo dame. Die zaten toch niet allemaal achter mij? Maar dan valt het kwartje: je komt hier twee keer – al die anderen liggen een uur op mij voor. Op een bankje zit nog een uitstapper: “nog 4 uur zal mij slopen”. 4 uur. Ik hoop dat dat na de éérste passage van deze post is. Ik probeer er niet over na te denken hoe eindeloos dat nog is. Deze race komt stukje voor stukje.

Koelkast of golfslagbad

Een vrijwilliger wijst mij het juiste pad. Ik zie het volgende zwemstuk al liggen. De eerste keer 900 meter. Twee zwemmers zijn al een stuk onderweg. En wát voor 900 meter… Na een paar minuten check ik of ik wel voor- en niet achteruit ga. Het is hier niet zo ijzig als in het eerste meer, maar wat een stroming!

De boeien waar ik tussendoor moet, komen maar niet dichterbij. De twee poppetjes vóór mij wel. Ik haal ze in, wetende dat ze mij straks bij het lopen wel weer voorbij zullen komen. Maar eerst bemoedigende woorden van de vrijwilliger op de kant: “Solo woman? Vraiment? C’est génial!” Die woorden houden me op de been tijdens het volgende loopstuk met veel hoogtemeters. C’est dur, mais c’est une aventure.

Opnieuw de verzorgingspost. Nu zijn de Fransen en ik wel alleen. De vrijwilliger relativeert wat we nog te doen hebben: het komende zwemstuk is nog pittig, maar daarna zijn er nog maar twee en door een gemakkelijker meer.

Pittig – dat is een understatement. Ik weet nu dat ik kan verdwalen in het water. Weer enorme golven, maar nu van opzij, dus ik drijf af… Deze keer halen de Fransen mij in in plaats van ik hen – zij hadden de stroming beter door. Ondertussen heb ik een probleem: ik zie de vlag aan de overkant niet meer. Rechtop, watertrappelen, bril af, nee, echt geen vlag. “I cannot see the flag! Where is it?” roep ik naar een reddingsboot. Het mannetje geeft een algemene richting aan. Hm, ik zie het niet, maar toch maar doorzwemmen.

De vlag bleek verstopt achter een landtong. Ziezo, het langste stuk zwemmen zit erop. Nu door naar de laatste verzorgingspost, tevens cut-offpoint. En… ik zie weer meer swimrunners om me heen. Loop ik in?

Om 16.00 uur kom ik aan bij het cut-offpoint in Sils – maar in een heel andere stemming dan bij het vorige bezoek. De post sluit om 16:30 uur. Een halfuur marge. Ik ben euforisch. “We’re going to finish”, zeg ik tegen de Fransen. Ja, ik ben moe, en de 9 km die we nog moeten klinkt als een marathon (zeker omdat mijn horloge al op 37 km staat), maar als we nu gewoon door blijven gaan, is er niets dat een finish nog in de weg staat. We hoeven niet meer door het golfslagbad, nu is de koelkast weer aan de beurt.

Second to last swim“, zegt een van de Fransen. Zwemmen ligt ‘m niet zo goed geloof ik. Werktuiglijk hark ik mezelf ook dit zwemstuk weer door. Uit het water klauteren, op handen en voeten, en weer lopen.

Venijn in de staart

We beginnen weer met klimmen en dat houdt, haarspeldbocht na haarspeldbocht, niet meer op. Vóór me gaan de Fransen gestaag door, betere hikers dan ik, iets achter me zit nu ook een Franstalig duo dat ik hoor zuchten over deze nabrander. Maar aan iedere beproeving komt een eind en nu komt het bewijs dat ik mijn krachten goed verdeeld heb deze loop: ik kan nog heuvelaf rennen! Ik laat beide Franse duo’s voorgoed achter mij.

Of misschien ben ik toch wel ver heen. Bij de laatste zwemstart spreekt een voorbijganger mij aan: “Have you done this nine times already?” Wat is dat voor vraag? Ja, dit is het negende zwemstuk, maar nee, de afgelopen negen edities van deze race heb ik niet meegedaan. Ze blijft dezelfde vraag stellen, tot een vrijwilliger haar wegstuurt. De interactie met die vrijwilliger is wel weer coherent: ze vraagt of ik de vlag zie. Ja, en ik moet zeker ook langs die boei? Ik mag het water in.

Het zwemmen heeft me tot nu toe weinig echte moeite gekost, maar nu krijg ik het koud en mijn pullbuoy begint tegen mijn bovenbeen te schuren. Goed dat dit het laatste stuk is. Aan de overkant zitten wat meisjes op een rijtje op het strand, die maar wat verwonderd kijken terwijl ik glibber, omval, en uiteindelijk op handen en voeten, als een krab, uit het water klauter.

Het laatste stuk is vlak. Ook hier weet ik er nog een soort van hardloopshuffle uit te persen. Op weg naar de camping kom ik swimrunners tegen met medailles om hun nek en ik begroet ze enthousiast.

De finishboog komt in zicht, en daarmee ook twee heel enthousiaste supporters: Brenda en Laura. Mooi, zo te zien hebben die het ook gehaald. Met een meer dan goed resultaat, zou later blijken, want ze waren niet alleen 3e damesduo, maar kwalificeerden zich daarmee ook voor het wereldkampioenschap. Nu is het tijd voor echte euforie, een medaille, een stukje notentaart, een warme douche en een bord pasta.

De lessen van vandaag

  • De doelstelling is gehaald. Ik leef nog, ben nog heel, ben binnen de tijd gefinisht (8:12:16) en zelfs een plaats hoger dan ik had verwacht! (Oké, de nummer 7 is een uur na de start uitgestapt – een Zwitserse, zou dat Mrs. Cold Feet zijn?)
  • De Ecoswimruns in België met Frans waren mooie generale repetities. Buiten dat het erg gezellig was, gaven ze een goed idee van met name het gevoel bij de wissels.
  • Die 10 gels meenemen leek me van tevoren wat overdreven, maar was toch wel een goed idee. (Ik bleek er uiteindelijk 11 te hebben, de gevonden gel was toch niet van mij.) Verzorgingsposten zijn blijkbaar niet te vertrouwen.
  • De strategie “omhoog wandelen” heeft mij geen windeieren gelegd. Het trainingsweekend in de Vogezen heeft mij bovendien wat meer gevoel voor bergen gegeven.
  • Navigatie op een meer met stroming moet ik nog oefenen. Met welke afwijking moet ik zwemmen om uiteindelijk in een rechte lijn naar de overkant te komen?
  • Het dieptepunt na de verzorgingspost in Sils: kwam dat door de warmte? Brenda en Laura hebben na drie zwemstukken hun armstukken afgedaan; had ik dat ook moeten doen? Hoe merk ik dat ik het te warm ga krijgen?
  • Ook powerhikend verloor ik nog wel tijd, als ik kijk naar mijn medelopers. Voor een volgende swimrun (of trail) met hoogtemeters zou ik dit meer kunnen oefenen, door hill repeats in de duinen of oefenwedstrijden in de heuvels.
  • Volgens Brenda: op basis van mijn trainingen zou je snellere wedstrijden verwachten. Hoe komt het dat die wedstrijden tegenvallen? Train ik te hard? Taper ik niet genoeg? Zet ik de wedstrijden te conservatief in? Kan ik niet goed genoeg afzien? Of zit er een duiveltje tussen de oren?

Leave a comment

Your email address will not be published. Required fields are marked *