Nog maar vier weken te gaan tot de Indian Summer Ultra. Op dit moment zoek ik dus ieder weekend de onverharde paden op voor een lange afstand. Deze zaterdag doe ik het rustig aan met een trailrun van “maar” 21 kilometer. Ten eerste omdat deze week een relatieve rustweek is, even een adempauze tussen de duurlopen van meer dan 30 kilometer. Maar ook omdat ik zondag weer aan de bak moet, in teamverband tijdens een triatlon-estafette.
Mijn ouders zijn met vakantie. Op vrijdag neem ik hun oppasdienst op mijn neefje Dylan over. Het is heerlijk om tijd met hem door te brengen – hij is zo lief en vrolijk! (Behalve als hij honger heeft.) En hij zorgt voor de nodige extrinsieke motivatie om die ultra in oktober goed te volbrengen – mocht mijn intrinsieke motivatie het op een goed moment (ergens rond de 30 km vermoed ik) laten afweten. Mijn uitvalsbasis is dit weekend dus Brabant, en de trail die ik heb uitgezocht is de Smokkelaarstrail in Goirle.
Goirle ligt ten zuiden van Tilburg, in het grensgebied tussen België en Nederland. Dat laatste is een essentieel gegeven, want deze trail is geïnspireerd op de oude smokkelaarsroutes.
Bij “smokkelen” denk ik tegenwoordig aan drugs – bolletjesslikkers, pakketjes in containers in de haven van Rotterdam, dat soort dingen. Daar gaat de Smokkelaarstrail dus niet over. De smokkelaarspraktijken die deze trailrun in herinnering brengt, zijn van het begin van de twintigste eeuw. Kleinschaliger. Onschuldiger? In ieder geval ging het veelal over legale voedingswaren: zout, roomboter, suiker, jenever – niet over cocaïne. In de Tweede Wereldoorlog werd het smokkelen zelfs gezien als een verzetsdaad. De gang van zaken zal op de website van de Smokkelaarstrail wat geromantiseerd worden – zeker in beide wereldoorlogen zullen smokkelaars en douaniers elkaar regelmatig naar het leven gestaan hebben. Toch verwacht ik niet dat de Ridouan Taghi’s van deze wereld – of eigenlijk: hun loopjongens – over honderd jaar een dergelijke verering te wachten staat.
Vandaag lopen wij dus over de paden die honderd jaar geleden gebruikt werden door de smokkelaars. Of in ieder geval bij benadering, want ik vermoed dat het bos er een eeuw geleden wel wat anders uitzag. Veel minder platgetreden door recreanten, om maar eens iets te noemen. Lastiger te navigeren (geen Google Maps), een uitbundiger dierenleven en tot overmaat van ramp ook douaniers die je te slim af moet zijn. Daar waren allerlei trucjes voor: de smokkelklomp is een prachtig voorbeeld. Die had een “omgekeerd” zoolprofiel, zodat iemand die de voetsporen zou vinden zou denken dat die persoon in de andere richting was gelopen.
En ik vermoed dat de smokkelaars liepen in het donker. Wij lopen bij daglicht, dan ziet het bos er heel anders uit. (Zou de organisatie al eens een Smokkelaarstrail By Night hebben overwogen? En dan iedereen een pak suiker – of leuker nog: een ongekookt ei – meegeven dat aan het einde van de tocht nog intact moet zijn?)
De maïsvelden waren er in de tijd van de smokkelaars wel al. Ideaal om je achtervolger in kwijt te raken. Maar erg snel ga je er niet. Wij 21-kilometerlopers doorkruisen een klein stukje maïsveld. Naar ik heb begrepen, steken de lopers van de 27 km de grens over door het maïsveld. Wij niet, wij passeren op een gegeven moment gewoon een bordje “Welkom in België”.
Wat een verschil met de Sint Pietersbear Trail van vorige week trouwens. Deze Smokkelaarstrail is nagenoeg vlak, dus ik kan aan een stuk door hardlopen in een tempo onder de 6 minuten per kilometer. De ademhaling blijft laag, het looptempo voelt comfortabel. Tegen het einde begint het wel een beetje pijn te doen, maar zachtjes zing ik mee met Crazy Little Thing Called Love en na dat liedje ben ik alweer een halve kilometer verder. (Dan kun je toch beter meezingen met Telegraph Road of zo, dan maak je nog eens meters… Of nee, The Greatest Show On Earth – ruim 4 km lang pure evolutiemagie!)
Naast mij zie ik kinderen langszoeven aan de ziplines van het klimbos. Dat betekent dat we er bijna moeten zijn, want het klimbos zit vlak naast de start/finishlocatie. Ik hoop dat het klimbos niet al te groot is, want in dit tempo ben ik er wel een beetje klaar mee. Tijdens de 50 km moet dat toch echt langzamer.
We komen uit op het pad waarop we begonnen. Een bochtje om en de finishboog doemt op. Op de tafel daarachter liggen de medailles en de Snelle Jelles al klaar.
In eerdere edities was het, naar goed smokkelaarsgebruik, de gewoonte om bij de finish pakjes boter uit te reiken. Daar is de organisatie maar mee opgehouden, omdat de nazomertemperaturen vaak zorgden voor een lekkere smeltpartij. Ook dit jaar mogen we blij zijn dat ze van die gewoonte zijn afgestapt, te oordelen naar de staat van de proteïnereep die ik nog in mijn tas had zitten. Bah, ik vind die dingen al niet te hachelen, maar met die plakkerige chocoladetroep wordt het er niet beter op. Na twee happen laat ik ‘m voor wat het is – ik eet thuis wel een bakje kwark.
Met het voltooien van de Smokkelaarstrail is de rustweek voorbij – al begint de taperperiode nu bijna. Volgende week loop ik mijn langste trainingsafstand: een Devil’s Trail van 36 km in de Utrechtse Heuvelrug. Daarna kan het afbouwen beginnen en komt het einddoel écht dichtbij.