
Komen ze er al aan?
Boven op de berg zie ik ze al gaan: de paar honderd lopers die een paar minuten gelezen zijn gestart bij de Puinduinrun. De eersten zullen inmiddels ook alweer zijn afgedaald – misschien zelfs met de hupsjes die ze bij de clinic hebben geleerd. Om de berg heen (het heet hier niet voor niets de “Haagse Alpen” en over de eerste echte trap naar boven – de voorhoede zal de trap zelfs met een paar treden tegelijk hebben opgerend. Ja, daar zie ik de eerste figuurtjes al zo snel als ze kunnen de volgende trap weer afdalen. Nog een stukje over het gras en door de struiken en dan zijn ze bij mij.
“Lekker bezig!”
“Zet ‘m op!”
“Ziet er goed uit!”
“Hee, Misha, lekker tempo!”
Maar waar is Pim? Vorig jaar heeft hij de Puinduinrun gewonnen en ik weet dat hij die titel graag nog een jaartje wil voortzetten, maar hij loopt niet bij de voorhoede. Ik zie hem pas minuten later, in de middenmoot. Daar is iets misgegaan. Ik besluit mijn “grappige” aanmoedigingen maar even voor me te houden – pas als hij buiten gehoorsafstand is, ga ik weer echt los.
“Kijk eens wat een mooie trap daar! De mooiste van Den Haag!”
“113 treden puur genot!” (Ja, ik heb ze geteld… dat vond ik alweer genoeg inspanning voor de dag.)
“Blijven lachen, je hebt hiervoor betaald!”
“Denk eraan, dit is je hobby!”
“Kijk uit met dat bochtje daar – is glad!”

Het is een keer wat anders: langs de route staan in plaats van zelf af te zien. Ik had een mooi plekje toegewezen gekregen: onderaan de langste trap van de route, naast een draaiorgel dat tijdens het hele evenement Haagse hits liet horen. Én tijdens de Puinduinrunclinic van twee weken geleden had ik “mijn” groepje beloofd dat ik de Minnie Mouse-onesie van Marjolein aan zou doen. Ik weet van eerdere jaren hoe waardeloos je benen aanvoelen na een paar van die trappen – ik hoop met mijn outfit de aandacht even van die zere benen en het afzien af te leiden. Het is in ieder geval warm genoeg: met het januarizonnetje dat deze hele ochtend staat te stralen, het dansen op “Radar Love” en “Venus” en het roepen en klappen naar de lopers, werk ik me behoorlijk in het zweet. Maar niet zo erg als de lopers die inmiddels voor de tweede keer voorbijkomen:
“Lekker tempo nog!”
“Go Roman, je gaat nog goeoeoed!”
“Hou vol, je bent al in de tweede ronde!”
“Ziet er nog goed uit hoor!”
“Kijk, daar is die mooie trap weer!”
Het aanmoedigen van hardlopers is trouwens een kunst op zich. Je kunt het ook fout doen, zo blijkt uit een onderzoek uit 2022. Ga bijvoorbeeld niet in het eerste rondje van de Puinduinrun lopen roepen dat de loper er al bijna is – zelfs de lopers die maar één rondje doen hebben nog de helft van het parcours voor zich. Mijn “de laatste keer deze trap” toen ik zeker wist dat iedereen in de derde ronde zat viel al niet goed, omdat sommige mensen “de laatste trap” hoorden, naar boven sprintten, en even later nog een trap voor hun kiezen kregen. Naar lopers die met de tong op hun tenen lopen roep je ook niet “ah joh, dit parcours is een makkie”, want dat vinden zij duidelijk niet. (Oepsie, zou mijn “113 treden genot”-opmerking in deze categorie vallen, of hadden de lopers wel begrepen dat dat een grapje was?) En houd opmerkingen over de lichaamsbouw van de lopers helemaal voor je. (Zouden er echt mensen zijn die “doorlopen, vetzak” roepen tijdens een hardloopevenement? In het artikel staat wel iets in die strekking…)
Hoe moet het dan wel? Met IMPACT, letterlijk:
Instructief: “Kleine pasjes naar boven!”
Motiverend: “Lekker bezig!”
Persoonlijk: “Kom op Steven, je gaat lekker!”
Authentiek: “Geweldig goed doel waar je voor loopt!”
Constructief voor het zelfvertrouwen: “Jij kunt dit!”
Toegespitst op de afstand: “De laatste trap, en dan is het alleen nog maar bergaf!” (maar dan moet dat wél kloppen)
Als je goed aanmoedigt, kan dat een loper een trots en competent gevoel geven. Misschien gaat-ie zelfs wel beter je best doen voor je. Had-ie dat eindsprintje niet ingezet als je niet naar hem had geroepen “Nog effe alles geven, dat laatste stukje!” (Maar pas op: zo’n opmerking kan ook in het verkeerde keelgat schieten als het tankje al helemaal leeg is. Het is ook een kwestie van goed kijken en aanvoelen hoe een loper zich waarschijnlijk voelt.)

De laatste lopers druppelen voorbij. Sommigen zien er nog fris uit, anderen lopen op hun tandvlees.
“Ziet er nog goed uit hoor, houd dat vast!”
“Lekker Harald, je bent nog niet de laatste!” (dat wilde hij weten)
“Jaaaaa, daar komt er weer een! Je bent een held, ik ben trots op je!”
“Hou vol, dit gaat je lukken!”
“Whoeh, gaat goed hoor… op je fiets? Oh, je komt de bordjes opruimen…”
