“De halve marathon van Amsterdam? Die is niet zo leuk”, hoorde ik vaak om me heen. Bij de marathonafstand kon ik me daar iets bij voorstellen – dat hele eind langs de Amstel naar het zuiden en weer terug zou mij ook niet echt kunnen bekoren. Maar de halve? Amsterdam is toch een prima stad, groot genoeg om een rondje doorheen te lopen?
Wedstrijddag. Het eerste wat ik doe, is naar mijn mobiel grijpen en de weerapp checken. Helaas: de voorspelling ziet er nu nog erger uit dan gisteren. Waren er gisteren nog een paar droge momenten te zien, nu staat de hele dag vol regenwolkjes. Het is niet anders.
Kip zonder kop
Als ik één woord moet gebruiken om de uren voor de wedstrijd te omschrijven, dan is dat: chaos. Even rustig zitten voor mijn koffie en havermout lukt niet: ik móét ondertussen mijn flessen sportdrank klaarmaken, de wedstrijdkleding verdelen over plastic tassen (voor ieder onderdeel een) en de tattoo met mijn startnummer opplakken.
Toen ik me ervoor inschreef, leek het heel wat, zo’n 50 km. Het is langer dan de marathonafstand en mag dus een “ultra” genoemd worden. En net als bij mijn eerste marathon, stonden de maanden ervoor in het teken van deze ultralange afstand. Des te meer, omdat ik besloten had voor een goed doel te lopen, het Ronald McDonald Kinderfonds. De verschillende Ronald McDonaldhuizen in Nederland zorgen ervoor dat kinderen die in het ziekenhuis liggen altijd in de buurt kunnen zijn van hun ouders. Mijn neefje Dylan was het afgelopen jaar een van die kinderen. Zo dankbaar waren mijn zusje en zwager, dat ze zo dichtbij Dylan konden logeren, dat ik iets terug wilde doen. En dat moest natuurlijk wel een beetje buiten mijn comfortzone liggen.
Tony’s Chocolonely. Lokaal bier. Een hot tub. Weekendje rust, zou je denken?
Eigenlijk wilde ik dit weekend weer de drie afstanden van de CPC lopen. Die tellen op tot 36 km, dat komt wel ongeveer overeen met mijn trainingsschema dit weekend. Helaas durfde de CPC de organisatie nog niet aan. Nu was het dus zoeken naar een ander loopje met ongeveer die afstand. Ik vond de Devil’s Trail in de Utrechtse Heuvelrug. Een evenement dat niet alleen het trailrunnen, maar ook de bovenstaande drie elementen tot hun identiteit gemaakt heeft. Work hard, play hard, zogezegd. Voor ieder wat wils: 8, 16, 26 en 36 km. Ik schreef me zonder veel nadenken in voor de 36 kilometer. Mijn enige gedachte: als ik deze overleef, inclusief de bijna 500 hoogtemeters, dan zal die 50 km over een paar weken ook wel lukken.
Nog maar vier weken te gaan tot de Indian Summer Ultra. Op dit moment zoek ik dus ieder weekend de onverharde paden op voor een lange afstand. Deze zaterdag doe ik het rustig aan met een trailrun van “maar” 21 kilometer. Ten eerste omdat deze week een relatieve rustweek is, even een adempauze tussen de duurlopen van meer dan 30 kilometer. Maar ook omdat ik zondag weer aan de bak moet, in teamverband tijdens een triatlon-estafette. Mijn ouders zijn met vakantie. Op vrijdag neem ik hun oppasdienst op mijn neefje Dylan over. Het is heerlijk om tijd met hem door te brengen – hij is zo lief en vrolijk! (Behalve als hij honger heeft.) En hij zorgt voor de nodige extrinsieke motivatie om die ultra in oktober goed te volbrengen – mocht mijn intrinsieke motivatie het op een goed moment (ergens rond de 30 km vermoed ik) laten afweten. Mijn uitvalsbasis is dit weekend dus Brabant, en de trail die ik heb uitgezocht is de Smokkelaarstrail in Goirle.
Donderdag 30 mei, kwart voor drie ‘s ochtends. Als een kind naar zijn verjaardag, zo keek ik uit naar deze dag. Al maanden verheugde ik me erop, al dagen praatte ik nergens anders over. De regelmatige mailtjes van de reisorganisatie en de whatsappgroep met de andere hardlopers maakten de voorpret alleen nog maar leuker.
Vier dagen naar Spitsbergen. Waar anderen hun Hemelvaartsweekend op de camping in Luxemburg doorbrengen, in een huisje in Duitsland of gewoon thuis, ga ik een halve marathon lopen aan het einde van de wereld. Bijna dan. 78° noorderbreedte, ongeveer 1300 km van de Noordpool. Zo ver noordelijk ben ik nog nooit geweest.
De Rokkeveense Dekkerloop in Zoetermeer: hoe kom je dáár nou weer terecht? Nou ja, dat is dus de kracht van reclame. Bij de finish van de Laan van Meerdervoortloop in november werden er flyers uitgedeeld voor deze wedstrijd en ik was direct geïnteresseerd, ondanks de weinig sexy klinkende naam. Ten eerste: Zoetermeer is min of meer om de hoek. Ten tweede: er begon zich in mijn hoofd al een voornemen te vormen om in 2019 iedere maand mee te doen aan een evenement. En ten derde: mijn trainingsschema voor de 10 km zou dan net afgelopen zijn en dat wilde ik, net als met de 5 km, bekronen met een wedstrijd.
Hoogmoed komt voor de val. Het flitste door mijn hoofd, toen ik halverwege de wedstrijd werd ingehaald door alle mensen die ik tijdens de eerste kilometer voorbij was gelopen. Gisteren nog liep ik hier door de duinen, achter vier scouts aan die niet vooruit te branden waren, nadat ze het begin van hun hike als een speer gelopen hadden. Ironisch, dat ik nu zelf in dezelfde valkuil liep.
Na de run-bike-run in Zandvoort is het even uit met de pret. (In ieder geval op sportgebied, gelukkig heb ik nog genoeg andere leuke plannen voor deze zomer.) Al sinds februari heb ik last van mijn knie en daar blijkt nu een cyste te zitten. Het oordeel van de orthopeed: rust houden. “Ja, maar ik liep al bijna niet meer hard.” “Voorlopig helemaal niet meer hardlopen dus.”
In eerste instantie dacht ik dat de informatie niet voor mij bedoeld was. De vrouw bij de registratiebalie had mij net zonder iets te zeggen de envelop met mijn startnummer overhandigd en zei nu tegen de man naast mij: “It’s a run-bike-run, the transition zone is over there, the start is on the beach.”
O, dacht ik, dan zal hij zich wel voor een ander soort race hebben ingeschreven – hoewel ik me niet kon herinneren dat dat mogelijk was. Maar toen vroeg de vrouw of ik het ook gehoord had. Het zwemonderdeel van het triatlon kwam te vervallen: het waaide te hard en de stroming in de zee was te gevaarlijk.